Op 19 augustus 2020 overleed Liesbeth Koenen. Op haar afscheid sprak Hans van Maanen de volgende woorden:
“Liesbeth en ik hebben elkaar leren kennen via Dick Swaab. Liesbeth was in 1988 betrokken bij het opzetten van een tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Akademienieuws, en in het tweede nummer had ze een interview met de hersenonderzoeker, die — u herinnert het zich nog wel — beweerde dat de hersenen van homo’s anders in mekaar zaten dan die van hetero’s. Ikzelf was toen ook net begonnen, op de wetenschapsredactie van Het Parool, en na een tip van een vriend was een interviewafspraak met Swaab snel gemaakt, en een stevige rel geboren. Iedereen had het erover, de een was nog geschokter dan de ander, en na drie weken — dat is nu eenmaal de tijd die voor dit soort dingen staat — was er weer opwinding over iets anders.
Swaab is er rijk van geworden, en ik had, net een paar maanden bij Het Parool, meteen een dijk van een primeur. Dat is, kan ik u zeggen, erg goed voor je soortelijk gewicht bij de krant. Dank je wel Liesbeth.
Ik begin hier ook over, om meteen de misvatting uit de wereld te helpen dat Liesbeth een taaljournalist was: taal was wel haar specialiteit, maar ze was gewoon volbloed wetenschapsjournalist. Voor Akademienieuws heeft ze talloze onderzoekers geïnterviewd, van alfa tot en met gamma, en heel wat latere Nobelprijswinnaars. Glasheldere stukken, prima uitgelegd, aardige anekdotes, mooie metaforen, saillante citaten, niets mis mee.
Datzelfde geldt voor haar stukken voor de NRC. Voor de Achterpagina schreef ze de taalcolumn ‘Zeggen & schrijven’, in het wetenschapskatern had ze lange tijd de rubriek ‘Deze week spreekt…’, waarin ze een onderzoeker die die week een lezing hield, liet vertellen waar die over ging. Dat is niet alleen een prachtig journalistiek format, maar ook een forse opgaaf: elke week door het aanbod ploegen, interessante onderwerpen van hopelijk interessante mensen eruitvissen, die interviewen en er dan in een paar dagen een handzaam stuk van maken. Ik vermoed eigenlijk dat ze op deze serie altijd het meest trots is gebleven — haar toorn was in ieder geval groot toen de krant besloot ermee te stoppen.
Wie Liesbeth Koenen zegt, zegt ‘drijvende kracht’, of beter, ‘energiecentrale’. Dat was ze ook bij de oprichting van de SCW, de Stichting Cursussen Wetenschapscorrespondentie — ik denk niet dat zij die naam bedacht heeft. De SCW werd in 1989 opgericht en Liesbeth werd meteen een van de centrale docenten en secretaris. Het is een buitengewoon intensieve cursus waarin niet alleen wetenschappers leren normaal over hun onderzoek te schrijven, maar ook naïeve journalisten de bijzondere kneepjes van de wetenschapsjournalistiek leren. Bij buitenstaanders is de cursus misschien niet zo bekend, maar heel wat wetenschapsjournalisten die u nu in kranten en tijdschriften tegenkomt — van NRC en Volkskrant tot New Scientist en het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde — zijn oud-cursist.
Uitdragen van wetenschappelijke kennis, maar ook zorgen dat andere mensen hún wetenschappelijke kennis beter konden uitdragen, daar ging het Liesbeth om. Het lastige van ons vak is natuurlijk, dat wij voor een groot deel schrijven voor eigen parochie — voor mensen die wetenschap toch al interessant vinden. Daarmee, zo zou je kunnen zeggen, vergroten wij eigenlijk alleen maar de kenniskloof in de maatschappij: mensen die toch al veel weten, weten nog meer, en mensen met een kennisachterstand raken steeds verder achterop.
Vandaar dat Liesbeth niet lang hoefde na te denken toen de hoofdredacteur van De Telegraaf haar in 2014 vroeg een wekelijkse taalcolumn te gaan verzorgen. Het was een uitgelezen kans om eens aan een ander publiek te vertellen over taal en het wonder van onze taalvaardigheid. Ik mag aannemen dat de meesten van u die columns gemist hebben, maar het spreekt voor haar vakvrouwschap dat ze ook hier kennelijk de juiste toon voor het medium heeft weten te treffen: zelf dacht ze elk half jaar dat ze wel haar congé zou krijgen, maar tot haar grote verbazing heeft ze het vier jaar volgehouden.
Columnist voor De Telegraaf — ze kreeg er een beetje de slappe lach van, zei ze altijd tijdens onze wandelingen door het Vondelpark. De dokter had de eerste keer tegen haar gezegd dat ze goed in conditie moest blijven, dus toen zijn we geregeld een rondje Vondelpark gaan doen. Eerst nog netjes heen en weer, maar al snel mikten we het zo uit dat we rond borreltijd bij het Leidsebosje stonden zodat we meteen konden doorlopen naar De Kring, waar we dan onbekrompen verder konden roddelen. Vandaar dat we het al snel over onze Kringloop hadden.
Het rare was: eigenlijk waren we het over alles eens — dat roddelt erg prettig. Over de wereld, over kranten, en natuurlijk over wetenschapsjournalisten.
We waren het zelfs, opmerkelijk genoeg, eens over Buikhuisen: ik denk dat wij zo ongeveer als enige Nederlanders ervan overtuigd bleven dat die zowel dom als slecht was.
Ik ga daar nu niet over uitweiden: ik begin er natuurlijk over om op Hugo Brandt Corstius, alias Piet Grijs, uit te komen, de stokebrand achter de affaire-Buikhuisen — plus nog wat andere. Voor de jongeren: het is de vader van Jelle en Aaf.
Toen Brandt Corstius in 2014 overleed — hij zou betovermorgen 85 zijn geworden — schreef Liesbeth een indrukwekkend in memoriam, van het een kwam het ander, en ten slotte rijpte het plan om een biografie van Brandt Corstius te schrijven.
Het is vreselijk, wat zeg ik, rampzalig, dat ze zo uit haar werk is weggerukt. Een lichtpuntje is misschien nog, dat Misha Melita — haar steun en toeverlaat bij het werken aan de biografie — en Hans Goedkoop nog een zestal podcasts hebben kunnen maken waarin Liesbeth in ieder geval nog kwijt kon wat haar het naast aan het hart lag.
Liesbeth heeft mij, toen duidelijk werd dat het niet lang meer kon duren, gevraagd of ik er in ieder geval over wou dénken het werk aan de biografie over te nemen — dus nu zit ik met zes dozen en tassen boeken, bladen, knipsels en gigabytes aan jpegs en Word-files thuis waar ik me, deo volente, een weg doorheen ga proberen te banen.
‘Je gaat me nog haten, Hans,’ zei ze de laatste keer toen ze met nog een doos en een harde schijf kwam aanzetten. Het zou kunnen, Liesbeth, maar zo ver is het nog niet — zo ver is het nog lang niet…
We zijn trots op je, we zijn er trots op je gekend te hebben.”
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn om een reactie te geven.