Door: Marieke Kolkman. Datum activiteit: 26 juni 2015

“Shit”, zegt excursie-organisator Rob Ramaker. Hij staat met een virtual reality-bril op in een lege kamer op de Radboud Universiteit. Op een scherm kunnen wij volgen wat hij ziet: de grond brokkelt langzaam onder zijn voeten weg. Hij stapt nog net op tijd op het strookje vloer dat overblijft en kijkt over de rand de diepte in. “Dit is best eng.” Zo snel als hij het aandurft, wankelt hij over de strook naar het andere eind van de kamer en het experiment is afgelopen: de vloer is weer normaal.

We zijn met de VWN op excursie naar het RIVERlab van de Radboud Universiteit. Daar wordt met behulp van virtual reality psychologisch onderzoek gedaan. Bijvoorbeeld naar angststoornissen, zoals hoogtevrees, of naar de manier waarop we andere personen waarnemen. Het lab stamt uit 2006, toen hoogleraar sociale psychologie Daniël Wigboldus (tegenwoordig decaan) virtual reality wilde gebruiken als nieuwe onderzoeksmethode. “Ik stoorde me als student al aan al die vragenlijsten in de psychologie”, zegt hij later in zijn presentatie. “Ik wilde meer.”

IMG_20150626_131617IMG_20150626_133847

Wiebelen

En zo staan opeens een stuk of vijftien wetenschapsjournalisten in het lab om de virtual reality zelf te ervaren. Een voor een krijgen we de bril op en ook al weten we allemaal dat het niet echt is en weten nummer twee, drie, vier, etc. zelfs precies wat ze kunnen verwachten, iedereen wiebelt met de armen wijd over het strookje vloer. Alsof je echt aan het balanceren bent.

De bril die we op krijgen is een Oculus Rift van een paar honderd euro. Heel wat anders dan de eerste bril waar Wigboldus meer dan 20.000 euro voor moest neertellen, vertelt labmanager Erik van den Berge. Die had wel een betere resolutie, maar de kijkhoek was kleiner, wat de beleving beduidend minder echt maakte. Bovendien moest je bij dat ding een laptop op je rug in een soort rugzak, wat het geheel wel acht kilo deed wegen. Terwijl de Oculus Rift inclusief gordel nog geen kilo weegt.

Door bolletjes op de bril registreren camera’s aan de wanden van de ruimte waar de proefpersoon zich bevindt. Bij sommige experimenten hebben die ook nog sensoren aan hun armen en benen om hun bewegingen te volgen.

Virtuele spinnen

Een paar jaar geleden heeft onderzoeker Mike Rinck een museum met schilderijen nagemaakt waar de proefpersonen doorheen moesten lopen op zoek naar het goede jaartal onder een schilderij. Rinck is klinisch psycholoog en vertelt na onze VR-ervaring over zijn onderzoek naar angststoornissen, waarvoor hij de methode gebruikt. In het experiment zaten of liepen her en der op de wanden spinnen en sommige proefpersonen hadden een spinnenfobie.

“Zelfs als je weet dat de spin nep is, is je eerste reactie toch dezelfde als op een echte spin”, zegt Rinck. De mensen met spinnenangst bleken even te stokken zodra ze een spin zien, hielden hun blik de hele tijd op het beest gefocust en ontweken het zoveel mogelijk. Niet zo vreemd, maar het laat wel zien dat mensen proberen uit de buurt te blijven van het object van hun fobie, terwijl juist confrontatie de enige manier is om van de angst af te komen.

“De VR-methode voegt hier echt iets toe”, aldus Rinck. “Bij eerder onderzoek met spinnen liet men altijd foto’s zien en dan keken mensen met een spinnenfobie zo snel mogelijk weg. Maar bij een onberekenbare virtuele spin blijven ze juist kijken. Dat lijkt meer op hoe het in het echt gaat.”

Uiterlijk variëren

Dat is ook wat Daniël Wigboldus in zijn praatje daarna benadrukt. Virtual reality voegt iets toe aan het psychologisch onderzoek. “Door virtual reality kunnen we beter naar causale relaties kijken: oorzaak en gevolg. Bij gewoon psychologisch onderzoek komen we vaak niet verder dan dat er een relatie wordt vastgesteld. Maar of het een het ander veroorzaakt kunnen we op basis van die gegevens niet zeggen. Bij VR kunnen we kijken hoe mensen reageren op het uiterlijk van andere mensen door dat uiterlijk te variëren. Dan weet je zeker dat die verandering van uiterlijk de verandering in gedrag veroorzaakt.”

Dat is Wigboldus’ ding: persoonswaarneming. Hij vertelt al opzwepend over het hoe en waarom van virtual reality, maar als het over zijn onderzoek gaat, wordt zijn glimlach nog breder. “Wat is de invloed van het uiterlijk van een ander op hoe iemand die persoon waarneemt?” Hij kijkt ons een voor een aan. “Wat we zien is altijd onze waarneming plus de interpretatie van het brein. En die wordt bepaald door alle kennis en associaties die we al hebben opgeslagen.” En dat, zegt hij minstens drie keer, intrigeert hem mateloos.