Door Senne Starckx
Acht wetenschapsjournalisten trokken naar het Noord-Hollandse Den Oever, daar waar de Afsluitdijk begint, om er zich onder te dompelen in de wereld van de getijdenenergie, de golfenergie en andere vormen van zogenaamde ‘blauwe energie’.
Hoewel Nederland wereldwijd bekend staat om zijn innige band met water, komt blauwe energie vandaag de dag nauwelijks voor in de energiemix. Tijdens de presentaties op de excursie in Den Oever werd al snel duidelijk dat dit in de toekomst wellicht niet snel en drastisch zal veranderen. ‘We moeten de blik op het buitenland richten, want daar liggen de kansen voor het grijpen. Denk maar aan de vele eilandenstaten in de Caraïben die nog een sterke band met Nederland hebben, zoals het onlangs verwoeste Sint-Maarten, of aan grote archipels zoals Indonesië.’ Aan het woord is Britta Schaffmeister, hoofd van het Dutch Marine Energy Centre (DMEC). In haar inleidende praatje schetst ze het huidige landschap waarin de Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden die bezig zijn met blauwe energie, opereren. ‘Verduurzaming op internationale schaal, met Nederlandse technologie. Dat is ons verhaal.’
Op de testsite van het DMEC op de Afsluitdijk.
Vervolgens loodst Henk Polinder (universitair hoofddocent aan de TU Delft en voorzitter van het Ocean Energy Platform) ons langs de verschillende technologieën, zoals golfenergie, getijdenenergie, osmotische energie (opgewekt door het verschil in zoutconcentratie) en thermische diepte-energie (‘OTEC’ in het jargon). Wat deze vormen van blauwe energie gemeen hebben is dat ze allemaal hernieuwbaar zijn, en dat ze – belangrijk om het onderscheid met groene energie te maken – prima voorspelbaar zijn. ‘Voor getijdenenergie heb je in principe aan één maand monitoren genoeg om de vermogensverwachting in de toekomst uit te tekenen’, gooit golfenergiespecialist Fred Gardner ertussendoor. Ergens is dat wel logisch: getijden volgen bijvoorbeeld een vast en voorspelbaar patroon – tenzij de maan plots van positie zou veranderen. En hoewel de kracht van golven deels afhankelijk is van de wind, is er nooit echt sprake van luwe perioden.
Wat zijn dan die ‘exportproducten’ waarmee de Nederlandse bedrijfswereld – die vanouds sterk staat in sectoren zoals offshore, maritiem en dijkenbouw – de wereld kan veroveren? We krijgen drie voorbeelden: stroomproducerende waterkeringen (de Oosterscheldekering en de Afsluitdijk zijn al uitgerust met kleine centrales), getijdenbruggen (tidal bridges), en zelfvoorziende eilanden of zeeplatformen.
Op welk punt – zowel technologisch als op het vlak van business – bevindt de blauwe-energiesector zich momenteel? Uit de discussies komt een vergelijking met de windenergiesector van 25 jaar geleden naar voren. Die vergelijking geeft natuurlijk goede hoop. ‘Als we dezelfde leercurve ondergaan, waarbij de groei almaar toeneemt en de kosten dalen, ziet de toekomst er rooskleurig uit’, zegt Polinder.
Natuurlijk is er geen garantie dat het met blauwe energie dezelfde kant zal opgaan als met wind en zon. De populairste renewables van het moment konden immers lange tijd op stevige aanmoedigingsmechanismen rekenen vanuit de overheid. Het is maar de vraag of die opnieuw de portemonnee wil opentrekken voor blauwe-energieprojecten. Bovendien staan privé-investeerders niet meteen te springen om hun kapitaal in elektriciteitsopwekkende projecten te steken, precies door de lage prijzen en het grillige verloop ervan op de huidige groothandelsmarkt.
Een van de turbines van Tocardo op de testsite van het DMEC.
Turbinebouwer Tocardo, dat zijn kantoren vlak aan de Afsluitdijk en daarom gastheer is voor de excursie, zet nu alles op alles om een vergelijkbare leercurve als die van de (offshore) windsector halen. ‘Méér productie per turbine, tegen minder kosten en minder risico’s, dat is ons motto’, zegt CEO Hans van Breugel. ‘Momenteel zit de LCOE – de levelized cost of electricity – nog bij de hoogste van alle stroombronnen. Het is de bedoeling dat die op het niveau van offshore wind komt.’ Daarvoor moeten de turbines voor getijdencentrales eerst en vooral nóg efficiënter worden gemaakt (de turbines van Tocardo bezitten al het unieke kenmerk dat hun rotorbladen kunnen omklappen als de stroming omkeert). En de komende jaren moeten er natuurlijk genoeg exemplaren worden geïnstalleerd. Van Breugel: ‘Wij hopen binnen vijf à acht jaar te kunnen concurreren met offshore wind, dit bij gelijke omvang van de uit te voeren projecten.’
Terwijl Tocardo zich vooral op getijdenenergie richt, is de Nederlandse Australiër Fred Gardner al jarenlang actief in de sector van de golfenergie. Het resultaat van die jarenlange toewijding is de Symphony-golfenergiecapsule. Gardner toont in zijn afsluitende presentatie hoe zijn capsule dankzij twee rolmembranen, die het binnenwerk afsluiten van de (zoute, natte) buitenwereld, op en neer beweegt. Omdat enkel de buitenhuls beweegt, ontstaat een pomp-lagerconstructie die energie produceert. En die is niet gering: dankzij resonantie met de golfbeweging is een golf van twintig centimeter al voldoende voor een verticale verplaatsing van twee meter.
Gardner weet wat hij de komende jaren moet doen. Hij is nauw betrokken bij een ambitieus Portugees project dat voor de noordkust van het land honderd ‘golfparken’ wil aanleggen met elk 120 golfcapsules – goed voor een totaal geïnstalleerd piekvermogen van 12 gigawatt, of 3 gigawatt gemiddeld – en dit tegen 2030.
Natuurlijk waren we niet naar Den Oever afgereisd om er de ganse dag binnen te zitten. Tocardo had daarom een bezoek geregeld aan het DMEC testcentrum op de Afsluitdijk, waar arrays van turbines energie oogsten uit het kolkende water dat vanuit het IJsselmeer in de Noordzee stroomt. Daarna volgde nog een bezoek aan een werf in het dorpje Wieringerwerf, waar naarstig wordt verder gewerkt aan de nieuwste prototypes van turbines en golfcapsules.